Fotograferen betekent ‘schrijven met licht’ (vanuit het Grieks). Zonder licht geen foto. Maar licht kent vele gezichten, karakteristieken en kenmerken. Je kent wel tegenlicht, gouden licht, etc. maar in principe kun je onder iedere omstandigheid mooie foto’s maken. Sterker nog, iedere omstandigheid heeft zijn eigen unieke mogelijkheden. Hoe beter jij in staat bent het licht te lezen, hoe meer jij je fotografie erop aan kan passen en de mooiste foto’s kan maken. Daarom hier 10 tips om zo goed mogelijk met lucht om te gaan.
#1 – Werk met de juiste lichtsoort
Licht is niet altijd ‘licht’. Er is een groot verschil tussen direct of juist indirect licht of zelfs diffuus licht. Geen is mooier da de ander maar ze hebben allemaal hun eigen karakteristiek en mogelijkheden. Pas je lichtsoort aan, aan de foto die je wil maken of maak de foto die past bij de lichtsoort.
Zie ook mijn uitgebreide tutorial over lichtsoorten en lichtrichting.
#2 – Experimenteer met lichtrichting
Natuurfotografen zijn dol op tegenlicht maar dat heeft een paar grote nadelen, denk aan grote contrasten en neiging tot silhouetten. Mee licht wordt vaak als ‘saai’ bestempeld maar de kleuren worden wel mooi verzadigd. En wat denk je van zijlicht? Dankzij het spel van schaduw en licht krijg je juist veel (speelse) diepte.
Zie ook mijn uitgebreide tutorial over lichtsoorten en lichtrichting.
#3 – maak gebruik van strijklicht
Wanneer het licht heel laag staat, ‘strijkt’ het al het ware over de grond waardoor je alle ribbels en oneffenheden ziet door de licht/schaduwwerking. Maar in principe kan licht overal overheen strijken mist het oppervlak maar parallel loopt aan de lichtrichting. Zelfs zonlicht strijkt langs het maanoppervlak waardoor je de kraters zo mooi ziet.
#4 – experimenteer met over- en onderbelichting
Het grappige is dat je vaak hoort dat je bij tegenlicht moet onderbelichten terwijl volgens de grijskaart ‘regels’ je juist moet overbelichten. Er is dus geen absolute regel. Experimenteer er daarom lustig op los. Soms is een heel lichte foto fraai, soms juist.
#5 – maak een ‘clair-obscur’
Dit wordt tegenwoordig ‘low key’ genoemd maar zeg nou zelf, de naam ‘clair-obscur’ is toch veel spannender? De basis is een heel donkere foto met maar een paar kleine licht elementen. Dat kan je doen door de combinatie van onderbelichting en tegenlicht of je zoekt een compositie waarbij slechts één of een paar elementen worden verlicht.
#6 – fotografeer in het gouden uurtje
Dit is natuurlijk een gouden tip want het gouden uurtje heeft het allermooie warme rode / gouden licht. Dit moment is vlak ná zonsopkomst en vlak vóór zonsondergang. Het is verleidelijk om vooral alles te willen doen op deze ultieme momenten maar bedenk wel dat als je alleen maar goudgele foto’s maakt de kijker het een keer zat zal zijn. Variatie is belangrijk. Eén gouden foto in je serie trekt veel meer aandacht dan een volledig gouden serie.
Zie ook mijn uitgebreide tutorial over gouden beelden en gouden uurtje.
#7 – fotografeer in het blauwe uurtje
Mocht je nou te vroeg zijn voor de zonsopkomst, dan kom je in het blauwe uurtje (of als je langer blijft hangen dan de zonsondergang). De zon is weg (of er nog niet) en de wereld kleurt intens blauw. Vaak zie je kleuring in de lucht en de sfeer ademt iets heel speciaals uit.
#8 – creëer je eigen licht
In diffuse omstandigheden (dat is een netter woord voor ‘grauw/grijs’) heb je geen lichtrichting van de zon of hoge lichtintensiteit. Dat is het moment om je lampje of flitser uit de tas te halen en het licht helemaal in eigen hand te nemen. Nu kun je alles precies zo instellen als je zelf wil: richting, intensiteit en kleur.
Kijk ook naar mijn uitgebreide tutorials over eigen licht creëren:
- Creëer je eigen licht bij paddenstoelen
- De 12 tips voor flitsen in de natuur
- Paddenstoelen fotografie spelen met lampjes
- Creatief met flitsers bij macrofotografie oranjetipje in NP Van Der Wielen
- Flitsen en de invloed van de belichtingsdriehoek
- Smartphone als handige zaklamp
#9 – zorg voor een duidelijke lichtrichting
Deze tip gaat verder op de vorige, namelijk als je eigen lucht gaat gebruiken. Een foto bij zonlicht heeft een duidelijke lichtrichting, ongeacht de keuze die jij maakt. Zorg dat dit bij je eigen licht ook geldt. Werk je met meerdere lichtbronnen, zorg dan altijd dat er één dominant is waardoor de kijker een gevoel heeft waar het licht vandaan komt. Licht wat van twee kanten tegelijk komt, oog heel vreemd.
#10 – omarm lens flares
Lensflares zijn die (gekleurde) cirkels die ontstaan als je lichtbron bijna of helemaal in je lens schijnt. Veel fotografen vinden het erg lelijk terwijl het juist in de film speciaal wordt ingezet om het tegenlichtgevoel te geven. Eigenlijk raar, want kijk je naar een film met ridders en zie je lensflare dan weet je meteen dat er een hypermoderne camera staat te kijken naar iets van 1000 jaar geleden. Omarm flares, ze kunnen een mooie toegevoegde waard hebben aan je foto als je ze goed weet je mikken.
Hopelijk dat je met deze tips wat beter zicht hebt op licht…
Veel succes en fotoplezier,
Johan
Geef een reactie