Nachtfotografie wordt steeds populairder. Met de steeds betere camera’s wordt de nachtelijke hemel ontdekt en gaan natuurfotografen naar buiten om het nachtelijke licht te vangen. Foto’s van sterrenhemels, Melkweg, de maan en sterrensporen prijken op steeds meer tijdlijnen. Maar hoe doe je dat nou in de nacht?
Eén van de moeilijkste aspecten van nachtfotografie is de belichting, zeker als je bezig bent in de ècht donkere nacht. De belichtingsmeter werkt niet meer en dus is het lastig te bepalen wat een goed belichtte nachtfoto is.
Belichting
’s Nachts ‘ziet’ de camera niets. Dat betekent dat de lichtmeter het ’s nacht niet doet. Sterker nog, hij zegt het te doen maar feitelijk geeft hij alleen maar foute waarden aan. Dat heeft te maken met het feit dat de belichtingsmeter geijkt is op een bepaalde verhouding infrarood-/zichtbaar licht. ’s Nachts is er nauwelijks zichtbaar licht maar wel infrarood licht, de verhouding is volledig anders dan waar de camera van uit gaat. Het infraroodlicht wordt door de belichtingsmeter geïnterpreteerd als zichtbaar licht waardoor de camera ‘denkt’ dat er veel meer licht aanwezig is dan er feitelijk aanwezig is. Resumé… je hebt niets aan de belichtingsmeter. Hoe dan wel?
- Laag diafragmagetal
- Hoge ISO
- Lange sluitertijd
Laag diafragmagetal
Hoe lager het getal, hoe groter de opening en hoe meer licht de sensor op kan vangen. Heb je een f/4 lens, zet hem op f/4. Echte nachtfotografie lenzen zijn f/2.8 of zelfs nog lager. Zet hem daar dus ook op. Tenzij er zoveel licht is, denk aan menselijke verlichting of maanlicht, dan zie je ook voorgronden en kun je een grotere scherptediepte aanhouden met een iets hoger diafragmagetal. Wanneer bomen silhouetten zijn en je toch met een groothoeklens werkt, maakt het diafragmagetal weinig uit wat scherptediepte betreft in de nacht. Alles is ver weg en groothoek zorgt zelf al voor een grote scherptediepte.
Hoge ISO
Dat klinkt wat vreemd misschien want je fotografeert van statief en je sluitertijd kan zo lang zijn als je leuk vindt. Waarom dat toch een hoge ISO met risico op ruis? Ten eerst zijn de camera’s tegenwoordig zó goed dat ruis bij hoge ISO wel meevalt. Zelf werk ik graag met ISO 1600 tot 6400. Ok, het kan maar dan hoef je het toch nog niet te doen? Toch wel, en wel om twee redenen:
- Hoge ISO is een hoge lichtgevoeligheid en daarmee ook gevoelig voor de kleinste sterren. Met lage ISO heb je gewoon minder sterren in beeld.
- Door de hoge ISO kan de sluitertijd nog enigszins binnen de perken blijven en kun je je binnen de range van de 400 regel blijven (zie verderop).
Lange sluitertijd
Hoe lang is lang? Dat is helemaal afhankelijk van de situatie. Met volle maan heb je heel andere waarden dan in een maanloze nacht. Meestal heb je het toch al over meerdere seconden, soms 5″, soms 30″. Het bepalen van de sluitertijd doe je op basis van twee dingen: het histogram en de ‘400 regel‘ of ‘NPF regel‘ (zie aparte tutorial).
Histogram
We weten nu binnen welke grenzen we de ISO, diafragma en sluitertijd mogen instellen. Dan rest ons nu te kijken naar een goede belichting. Zoals in het begin al is gezegd moet je de belichting nooit corrigeren op basis van de foto want je oog met grote pupilopening maakt snel fouten. Daarom altijd het histogram bekijken. Bij een goed belichtte nachtfoto staat de grote bult in het histogram links van het midden, in de donkere kant. Als hij in het midden staat is het net een dagfoto. Maar ook niet té ver naar links want dan is de foto bijna helemaal zwart. Hoe ga je dus in zijn werk:
- Diafragma op laagste waarde
- ISO hoog (ik start vaak bij 1600)
- Sluitertijd op berekende waarde 400 regel / NPF regel
- Controle histogram
- Té licht? Dan kun je het volgende doen:
- sluitertijd lager
- diafragma hoger (grotere scherptediepte)
- ISO lager (risico op minder sterren)
- Té donker –> ISO hoger
Overige tutorials nachtfotografie
In deze uitgebreide reeks tutorials over nachtfotografie ga ik in op de volgende onderwerpen:
Geef een reactie